publication

“Don’t dig in, keep your mind open to new insights” – regarding local heating grids with Gerd-Jan Otten

Date 14 Oct, 2021

other transition
pieces

see all publications

This publication is in Dutch

Als partner bij Carbon Matters en CMAG maakt Gerd-Jan Otten zich in Den Haag hard voor een duurzame en rechtvaardige warmtetransitie. Daarom sloot hij zich ook aan bij ‘COIL – Samen Leren voor de Warmtetransitie’, om met andere innovatoren samen te werken aan een doorbraak voor duurzame warmte met lokale bronnen. Gerd-Jan steekt zijn mening niet onder stoelen of banken, en bij het begin van het interview checkt hij direct even waar het voor gebruikt gaat worden. Sociale media, een nieuwsbrief en de DRIFT-website? “Dan kun je vast wel smeuïge quotes gebruiken!” Dat konden we inderdaad, en die ontbraken ook niet in ons half-uur-gesprek, dat uiteindelijk een uur werd. Over hoe ‘van het gas af’ in zijn ogen een verkeerde doelstelling is, bedrijfsmodellen uit de vorige eeuw en die warmtetransitie, die niet complex is, maar wel taai.

 

Laten we beginnen met de vraag “Hoe ben je de warmtetransitie ingerold?”

“Ik heb 27 jaar bij Shell gewerkt, onder andere in hun emissiereductieprogramma, maar tegen het eind van mijn tijd daar voelde ik me niet meer thuis. Er was veel belangstelling voor hernieuwbare brandstoffen, maar dat kwam niet van de grond. Dus toen ben ik met een paar collega’s een eigen bedrijfje begonnen in de industrie, om CO2-emissies van bedrijfsprocessen te verlagen. Ontzettend leuk. En zo zijn we in de transitie in de gebouwde omgeving gerold.

Voor ons project de WarmteRivier, waarbij we warmte terugwonnen van de effluentleiding van Hoogheemraadschap Delfland, vroegen we RVO DEI-subsidie aan (Demonstratie Energie Innovatie). We werden beoordeeld als innovatief, kansrijk en reproduceerbaar, en kregen die toegekend. Dat was een aanzienlijk bedrag en aantrekkelijk, maar nog fijner was dat zodra je die subsidie ontvangt, er opeens banken en financiers voor je in de rij staan. Die denken zo: heb je de RVO DEI subsidie binnen, dan is het wel in orde. Dat was mijn introductie tot de warmtetransitie.”

Interessant, dat je eerste project restwarmte van een waterzuiveringsinstallatie betrof. Nu verzet je je, bijv. via inspraak in de gemeenteraad en de pers tegen restwarmte uit Rotterdam. Wat is er nu anders?

“Restwarmte is niet per definitie iets slechts, maar in het geval van de WarmtelinQ deugt de definitie niet. In Europese regelgeving wordt restwarmte gedefinieerd als ONVERMIJDELIJKE thermische energie die vrijkomt bij productieprocessen. En dat is hier niet het geval. De provincie hanteert de definitie “warmte die vrijkomt bij productieprocessen”. Want in de haven van Rotterdam gas verstoken om ruwe olie voldoende verpompbaar te krijgen, en tegelijkertijd ‘restwarmte’ van 125 graden definieren als afvalwarmte, en dan infrastructuur aanleggen om dat te verschepen naar andere steden… dat is niet onvermijdbaar, eerder verspilling! Maar de warmte die in de stad zelf uit de huizen komt, dat is een andere zaak. We moeten allemaal douchen en naar de WC, en het water dat op 10 graden onze huizen inkomt staat in allerlei reservoirs op kamertemperatuur te komen.”

Je zei net dat je al bijna 20 jaar aan duurzaamheid en de energietransitie werkt. Is er veel veranderd in die tijd?

“Iedereen roept: ‘het gaat zo snel!’, maar ik vind dat er verrassend weinig verandert. De transitie gaat traag. Nou ja, totdat je een tipping point krijgt, en dan gaat het snel. Kijk bijvoorbeeld naar kooktoestellen. Een klein stukje van onze voetafdruk, maar toch: 70% van de verkochte exemplaren is nu al inductie. En ik geloof dat 20% van de verkochte auto’s nu elektrisch is. Dat zijn heel veel kleine dingen die moeten optellen.

Je kunt lang over de oorzaken praten. Vanuit de overheid krijgen we vaak te horen dat het zo complex is. Maar het is niet complex, het is taai. Er zijn veel gevestigde belangen en we zitten vast in bedrijfsmodellen uit de vorige eeuw. Je maakt iets, transporteert het en de eindgebruiker verbruikt, betaalt, en stoot uit. Maar warmte is lokaal. Dat moet je lokaal maken en consumeren. Dat kwartje wil maar niet vallen.”

En waarom wil dat kwartje niet vallen? Welke barrières zie je?

“Ik denk dat de industrie niet anders wil. Als het lokaal in een coöperatie moet gebeuren, haken ze af. Centraal opwekken en transporteren is voor hen een eenvoudige manier om de markt kunnen controleren.

We hebben in Nederland een prachtige traditie: als iets te moeilijk is voor het individu, doen we het collectief. Je gaat Mitsubishi (eigenaar van Eneco) toch ook niet vragen je dijken te bouwen. Dat doen we zelf!

En we hebben de verkeerde doelstelling gezet, het is niet van het gas af, het is klimaatrisico’s beheersen en, daardoor, zo veel en zo snel mogeijk CO2-emissie reduceren. Laat dat gas nog heel even liggen, dan kunnen we twee keer zo snel voor de helft van het geld de basislast verduurzamen. Dat is qua CO2-budget veel slimmer dan in een keer alles van het gas afhalen.”

Lokale warmte is een onderwerp waar we je in COIL veel over gehoord hebben. Wat vond je het spannendste moment van het leertraject tot nu toe?

“Ik heb vanaf het begin op het puntje van mijn stoel gezeten. Dit was volgens mij de eerste keer dat een relevant aantal projecten die zeer op elkaar lijken, met zeer vergelijkbare uitdagingen, bij elkaar komen. Als je in je eentje werkt, denk dat je gek bent en dat je het gewoon niet gaat winnen, maar als je in Haarlem en Heerlen vergelijkbare processen ziet, en je kan elkaar vinden en helpen, dan is het effect dat je opeens kan denken: ‘Nee, ik ben niet gek, iedereen loopt tegen bepaalde dingen aan.’ Niet iedereen kan gek zijn.

Een kanttekening is wel: het leren in de eerste en tweede orde, het hoe en waarom, is gelukt, maar het derde-orde leren, waarbij je de oppositie erbij betrekt en op zoek gaat naar de onderliggende waarden, dat is niet gelukt. We hadden in de eerste sessie wel mensen van lokale overheid en provinciale overheden erbij, maar, die verdwenen weer van het toneel. Dat is vanuit de RVO geredeneerd dan misschien lastig, maar als deelnemer was mijn doel om projecten op gang te krijgen, en het lijkt alsof we dat best wel een aardige zet in de goede richting hebben kunnen geven.”

Voorstanders van zo’n restwarmte-oplossing zeggen dat lokale en centrale warmte naast elkaar kunnen bestaan. Dat de infrastructuur voor beide gebruikt kan worden, en het een na verloop van tijd in het ander kan overgaan. Wat denk jij daarvan?

“Dat is bullshit. Elk bron wil basislast leveren, want daarmee kun je je productiefaciliteiten afschrijven. Het is de warmte die het hele jaar door wordt verbruikt, dat is voor alle bronnen aantrekkelijk. Restwarmte uit Rotterdam zou basislast voor Den Haag gaan leveren, het is zo gezegd maar 20-30% van de behoefte, maar daarvoor moet je wel 60 tot 80% van de gebouwen aansluiten. Maar als je die basislast dus heel zwaar subsidieert voor grote partijen, met honderden miljoenen, plus risico-afdekking, dan laat je alleen maar de midden- en pieklast over voor lokale bronnen. Die hebben dan maar een paar maanden per jaar om zichzelf terug te verdienen. Havenwarmte blokkeert dus lokale hernieuwbare bronnen. Hier klopt iets dat niet juist is! (Red: na het interview blijkt op 6 oktober dat het Rotterdamse college van B&W, dat zo’n 300 miljoen in het Warmtebedrijf van Rotterdam stak, wil stoppen met de warmteleiding naar Leiden, maar mogelijk wordt de leiding van Rotterdam naar Den Haag alsnog aangelegd door Gasunie.)

Ik wil niet dat Mitsubishi mijn wijk verwarmt. Net zo goed als dat ik niet wil dat Siemens mijn waterleiding verzorgt. Het kan anders, het kan beter. Dat staat ook in het lobbydocument dat wij als kleine groep burgers aan het ontwikkelen zijn: een alternatieve transitievisie warmte.”

In andere gemeentes gaat ook veel goed, qua lokale warmteprojecten. Hoe verklaar je dat verschil?

Lachend: “Misschien is het mijn deodorant!”. Dan weer serieus: “Er zijn toezeggingen gedaan, dus er zijn persoonlijke, financiële en reputatiebelangen. Laten we daar mensen niet op veroordelen. Iedereen wil voortgang maken, en iedereen denkt dat ie iets bijdraagt. Je kunt redeneren, we gooien in de ene stad warmte weg, dat kunnen we best naar de andere stad vervoeren. Er zijn mensen die daar heilig in geloven. Ik niet, maar ik geloof niet dat dat te kwader trouw is. Mensen gaan naar de grenzen van hun mogelijkheden om mogelijk te maken, wat zij denken dat goed is.

Maar graaf je niet in, en houd ruimte over voor nieuw inzicht. We hebben het ook gedacht dat verbranding van biomassa uitkomst zou bieden. Helemaal niemand denkt volgens mij meer dat dat zinnig is, maar als we dat hardop zeggen, hebben we nog maar heel weinig hernieuwbare energie in ons pakket zitten. We hebben ook daar op het verkeerde paard gegokt. Niet erg, maar ga het dan anders doen.”

En als het toch jouw kant op valt, in Den Haag, hoe ziet de toekomst er dan uit?

“Lees daarvoor het rapport ‘Hybdride warmtenetten. Kansen voor Den Haag’. Dat is mijn droom. Daarin hebben we samen met CE DEFLT precies uitgewerkt hoe het wel kan. 90% van de warmte kan lokaal gewonnen worden. We moeten werken aan vraagreductie en inzet van lokale bronnen. In Den Haag geven €450 miljoen per jaar uit aan sanitairwarmte en ruimteverwarming. Dat is in 10 jaar €4,5 miljard. Die transitie kost rond de 10 miljard. Dit zijn geen nieuwe innovatieve producten, het is gewoon kantelen van de huidige situatie. Als je een nieuwe iPhone of iets dergelijks in de markt zet, moet je maar hopen dat het goed gaat, maar wat is het risico van de warmte-afzet? We willen allemaal warm douchen, een warm huis hebben, en we geven dat geld nu al uit. We moeten die cashflow alleen ombuigen.”