Het stimuleren van innovatie staat vaak centraal in transitiewetenschap en overheidspraktijk. Maar rechtvaardige afbraak van onduurzame praktijken heeft net zoveel aandacht nodig, betoogt Annelli Janssen in dit blog, puttend uit haar praktische en theoretische kennis van de landbouwtransitie.
In een transitie naar een meer duurzame samenleving, is innovatie van centraal belang. Technologische innovaties, zoals emissievrije stallen, kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat de Nederlandse landbouw minder stikstof en koolstofdioxide uitstoot. Ook sociale innovatie is cruciaal: korte ketens en een hechtere relatie tussen boeren en burgers kunnen tegenwicht bieden voor de intensivering van de landbouw. Dat is hard nodig, want de landbouw zorgt voor 14 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen en voor 61 procent van de totale stikstofuitstoot in Nederland.
Innovatie van nieuwe technologieën en nieuwe praktijken is nodig om de status-quo te doorbreken. Een concept als de Herenboeren, waarbij een groep burgers een stuk land pacht en een boer in dienst neemt om door hen gekozen voedsel te verbouwen, laat zien dat ons voedselsysteem er radicaal anders uit kan zien. Als deze innovatieve praktijken opgeschaald worden, of meer kracht krijgen door strategische verbindingen, kunnen ze druk uitoefenen op het huidige systeem, om uiteindelijk de nieuwe norm te worden. Waarom is het normaal om veevoer uit Brazilië te importeren, om elke dag vlees te eten, als eten ook gezond, sociaal en duurzaam kan zijn?
Maar een transitie naar een duurzame samenleving kent ook een andere kant: die van afbraak. Met het opschalen van innovatieve praktijken komen we er niet. Een transitie kent ook verliezen: huidige praktijken gaan verloren, eetgewoontes moeten veranderen, en bedrijven gaan failliet. De landbouwsector zoals deze er nu uitziet, is niet volhoudbaar, en agrariërs staan voor een grote opgave. Doorgaan met boeren zoals hun ouders dat deden, kan niet.
Boer-zijn is echter niet zomaar een beroep. Boer zijn is een identiteit, een wezenlijk onderdeel van wie je bent, en sommige boerderijen zijn al generaties lang in de familie. Als datgene wat afgebroken moet worden raakt aan identiteit, maakt dat veranderingen nog moeilijker. Gecombineerd met lastige politieke verhoudingen en een precaire economische toekomst, kunnen voorgestelde veranderingen zelfs leiden tot protesten, zoals de boerenprotesten die we vanaf 2019 hebben gezien.
Hoe kunnen we recht doen aan de identiteit van groepen zonder het belang van afbraak van onduurzame praktijken uit het oog te verliezen? Met andere woorden: hoe kunnen we deze afbraak op een rechtvaardige manier inrichten? Pasklare antwoorden hebben we nog niet op deze vragen. Wel kunnen we stellen dat financiële compensatie niet voldoende is, als identiteiten op het spel staan. Ons richten op het uitkopen van agrariërs houdt alleen rekening met distributieve rechtvaardigheid: de mate waarin goederen op een eerlijke manier verdeeld worden. Twee andere dimensies van rechtvaardigheid – een eerlijk besluitvormingsproces en het tegengaan van systematische exclusie op basis van identiteit – worden hierbij vergeten.
Juist deze twee dimensies van rechtvaardigheid zijn belangrijk als identiteiten in het gedrang komen. Als agrariërs het gevoel hebben niet gehoord te worden in de besluitvorming rondom te toekomst van de land- en tuinbouw, kan dat averechts werken in de transitie. Zoals we zien in de boerenprotesten wordt de boerenidentiteit dan juist gebruikt als verzet tegen de transitie. Lange rijen met tractoren en Nederlandse vlaggen worden tegelijkertijd symbool van identiteit en van verzet.
In hoeverre er sprake is van systematische exclusie op basis van de boerenidentiteit, is moeilijk te zeggen. Maar het erkennen dat boer-zijn meer is dan een beroep, dat agrariërs ons cultuur-historische landschap vele jaren gevormd hebben en diepe kennis van bodem en ecologie opgedaan hebben, kan al helpen in het vormgeven van de transitie. Er moet ruimte komen om nieuwe invulling te geven aan het boer-zijn. Financiële ruimte voor verandering, maar ook ruimte om kennis te creëren en te delen binnen de gemeenschap. En wellicht zelfs ruimte om te rouwen, over praktijken die er in de toekomst niet meer zullen zijn.
Tot nu toe krijgen vragen over het stimuleren van innovatieve praktijken een stuk meer aandacht in de transitiewetenschappen en in overheidssturing rondom transities. Maar een rechtvaardige afbraak van niet-duurzame praktijken behoeft net zoveel aandacht: om ervoor te zorgen dat de transitie rechtvaardig is, en om maatschappelijk verzet tegen de transitie te voorkomen.
Foto door Sjoerd Luidinga, CC BY 2.0.