Afbouw kent vele vormen, het is hard werken en het vraagt om extra aandacht voor weerstand en rechtvaardigheid. Dat zijn de lessen uit ons onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam naar hoe afbouw kan bijdragen aan het versnellen van duurzaamheidstransities in de organisatie en de stad. Transities gaan namelijk niet alleen over innovatie, maar ook over het uitfaseren en afscheid nemen van onduurzame praktijken.
Samen met het Transitieteam van de gemeente zijn we in januari 2024 an de slag gegaan met de vraag: ‘Waar in de organisatie wordt al succesvol aan afbouw gewerkt en wat kunnen we hiervan leren?’ Op basis van dit onderzoek hebben we drie lessen én een vragenlijst geformuleerd waar ambtenaren die bezig zijn met afbouw mee aan de slag kunnen.
De achtergrond: in juli 2023 heeft het college van de Gemeente Amsterdam ingestemd met de bestuursopdracht Duurzame Toekomst Stad en Organisatie. Het doel van deze bestuursopdracht is om gemeentebreed op te trekken om op tijd de duurzaamheidsdoelen te realiseren. Dit vraagt om een transitieaanpak, waarin wordt gewerkt aan zowel opbouw als afbouw.
Waarom stoppen om te versnellen?
Overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau hebben een belangrijke rol in het sturen van deze transitiedynamiek. Aan de ene kant moet de overheid inzetten op de opbouw van een nieuw systeem door innovaties en alternatieven te stimuleren. Dit is de afgelopen jaren volop gedaan, bijvoorbeeld door het starten van pilots, experimenten te stimuleren en subsidies voor tal van beloftevolle initiatieven te verstrekken. Tegelijkertijd is het van groot belang dat de overheid ook inzet op afbouw: het terugdringen en waar nodig volledig uitfaseren van onvolhoudbare praktijken.
Hoewel het thema afbouw steeds meer op de agenda staat, blijkt het in de praktijk vaak lastig om hier handen en voeten aan te geven. Afbouw wordt vaak over het hoofd gezien en we vinden het minder leuk om eraan te werken. Opbouw gaat immers hand in hand met een enthousiasmerende dynamiek vol kansen en ondernemerschap, waarbij mensen zich onderdeel voelen van een beweging. Afbouw gaat juist vaak gepaard met ‘transitiepijn’, vanuit angst voor verandering en verlies waarbij mensen zich bedreigd voelen in positie en identiteit.
Actie-onderzoeksaanpak
Samen met het Transitieteam zijn we op zoek gegaan naar ervaringsdeskundigen op het gebied van afbouw binnen de gemeente Amsterdam. Hierin hebben naast diversiteit in domeinen (met voorbeelden vanuit onder andere energie, mobiliteit en circulaire economie) gekeken naar een variatie van casussen in wat en waar er wordt afgebouwd. Hiermee zijn we gekomen tot acht casussen, waarvoor we op basis van interviews hebben onderzocht hoe er aan afbouw wordt gewerkt, welke barrières in de weg staan en wat juist de succesfactoren zijn voor effectieve afbouw. Een aantal voorbeelden zijn:
- Het afschaffen van reclame voor fossiele producten (zoals budgetvliegreizen, brandstof en auto’s) in Amsterdamse metrostations
- Het Zero-Waste Lab Nieuw-West, een initiatief van martkondernemers en buurtbewoners op Plein 40-45, in om afval van de markt te scheiden en plasticvervuiling tegen te gaan
- Het stoppen met wegwerpbekers binnen de gemeente
Drie lessen
Op basis van dit onderzoek hebben we drie lessen geidentificieerd voor ambtenaren die aan afbouw willen werken.
Afbouw gaat niet alleen over het volledig uitfaseren van praktijken, maar kent vele vormen en mate(n). Een van de opvallendste bevindingen uit de gesprekken is dat zelfs de mensen die aan afbouw werken, het lang niet altijd als zodanig herkennen. Als we over afbouw praten, hebben we het vaak over bepaalde zaken rigoureus stoppen of uitfaseren, meestal top-down opgelegd door de overheid. Dat leidt al snel tot een negatief beeld, namelijk dat afbouw vooral vorm krijgt door mensen bepaalde zaken te verbieden, ontzeggen en ontnemen. Tijdens onze gesprekken met afbouwers binnen de gemeente Amsterdam kwamen we vaak samen tot de conclusie dat zij hun werk nog niet als afbouw benoemd hadden, terwijl het wel degelijk daaraan bijdraagt. Het helpt dan juist om te herkennen dat er andere vormen van afbouw zijn naast rigoureus ergens mee stoppen of iets uitfaseren. In het kader van dit onderzoek hebben we hier daarom een verdieping op geschreven, waarin naast het dominante frame van afbouw 10 alternatieve vormen worden beschreven (zie ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt: tien alternatieve vormen van afbouw’).
Afbouwen is hard werken, en de succesfactoren en barrières uit de casussen hebben veel overeenkomsten met regulier ambtelijk werk. Afbouw draagt de belofte met zich mee dat het ons mogelijkerwijs werk gaat schelen. In theorie kan het zo zijn dat afbouw daadwerkelijk minder doen bekent. Maar in de praktijk is dit meestal niet het geval. Afbouwen is transitiewerk en vergt inspanning, aandacht en ondernemen. Uit de Amsterdamse praktijk leren we dat afbouwen ook een langzaam en moeilijk proces kan zijn. Afbouwwerk vraagt daarom ook om ambtelijk vakmanschap, bijvoorbeeld door betrokken partijen mee te nemen in het proces, aan te sluiten op bestaande iniaitieven uit de samenleving, in te spelen op externe druk of door ineffectieve routines binnen de eigen organisatie te doorbreken.
Weerstand en rechtvaardigheid vragen extra aandacht van afbouwers. Met iets stoppen gaat immers vrijwel altijd gepaard met hevige weerstand en leidt tot vragen over wat eerlijk of rechtvaardig is. Afbouw zorgt onvermijdelijk voor winnaars en verliezers. Hierbij hebben we twee aandachtspunten die op gespannen voet met elkaar kunnen staan: heb oog voor groepen die onevenredig worden geraakt, maar durf ook door te zetten wanneer een evident publiek belang op het spel staat. Een gebrek aan bewuste sturing in afbouw kan bestaande onrechtvaardigheden vergroten, terwijl een doordachte strategie het gevoel van verlies zou kunnen verzachten. Tegelijkertijd is het ook de rol van de overheid om op basis van een democratisch besluit, als vertegenwoordiger van het publieke belang, een verandering door te zetten.